Recentelijk is door het Parket bij de Hoge Raad een conclusie uitgebracht over een ingediend cassatieberoep in het kader van een inbeslaggenomen voertuig en het beklag daartegen. In dit artikel wordt uiteengezet, welke perikelen zich in deze kwestie voordoen en hoe het Openbaar Ministerie hier tegenaan kijkt. Hiertoe worden eerst de feiten weergegeven, waarna de beslissing van de rechtbank wordt besproken. Tot slot wordt aangegeven hoe de Advocaat Generaal hier tegen aankijkt, Het wachten is dan alleen nog op het oordeel van de Hoge Raad.
De feiten
De koper, een autohandelaar in Noordwijkerhout ziet een verkoopadvertentie van een blauwe Renault Megane, op de Duitse website www.mobile.de. De auto werd door een particulier aangeboden. De handelaar koopt de auto voor € 13.000,- en rekent contant af. Hij stelde vast dat het kenteken en het VIN overeenkwamen op de koopovereenkomst. Hij laat de auto door een koerier ophalen en ontvangt twee sleutels. Vervolgens heeft de handelaar het voertuig bij een keuringsstation van de RDW aangeboden om het voertuig te laten registreren. Daarbij is geconstateerd dat het voertuig vanaf december 2022 als gestolen staat geregistreerd in Frankrijk. Hierna is het voertuig op 27 februari 2023 onder de autohandelaar in beslag genomen.
Behandeling van het klaagschrift door de rechtbank
Tijdens de behandeling van het klaagschrift is vastgesteld dat er geen gronden waren om het strafvordelijk beslag te laten voortduren. Daarna rijst dan de vraag aan wie de auto moet worden teruggegeven. Hierbij is de hoofdregel dat een voorwerp moet worden teruggegeven aan degene onder wie het in beslag is genomen, tenzij een ander als redelijkerwijs rechthebbende moet worden aangemerkt. In beklagzaken moet de rechtbank terughoudend zijn met het bepalen van eigendomsverhoudingen, zeker wanneer zowel de diefstal als de koop zich in een ander land hebben voorgedaan. Volgens de Nederlandse wetgeving staat echter voorop dat een eigenaar zijn eigendomsrecht niet verliest als zijn eigendom wordt gestolen. Hij blijft eigenaar en als hij zijn goed terugvindt is hij gerechtigd om het op te eisen van de persoon die het onder zich heeft.
De enige uitzondering op de regel is wanneer de verkrijger te goeder trouw een particuliere consument is die de goederen heeft gekocht van een regulier bedrijf met een duurzame, op een vaste plaats gevestigde bedrijfsruimte.
In dit geval is de vraag of de koper beschouwd kan worden als een particulier; hij is immers autohandelaar, maar stelt dat hij de auto voor eigen gebruik heeft gekocht, maar heeft wel het aankoopbedrag van zijn zakelijke rekening gepind. Kan de handelaar aangemerkt worden als een verkrijger te goeder trouw? De rechtbank vindt van niet en meent dat de handelaar onvoldoende onderzoek heeft gedaan naar de herkomst van de auto. Hij heeft de auto niet zelf gezien en ook de verkoper niet ontmoet. Tot slot handelde de verkoper niet als regulier bedrijf met een eigen bedrijfsruimte. Al met al komt de rechtbank tot de conclusie dat een ander dan de handelaar redelijkerwijs als rechthebbende moet worden beschouwd en verklaart het beklag ongegrond.
Het oordeel van de Advocaat Generaal
De handelaar laat het er niet bij zitten en stelt cassatieberoep in bij de Hoge Raad. Volgens de handelaar heeft de rechtbank de eerdere beslissing onvoldoende of onbegrijpelijk gemotiveerd. De Advocaat Generaal stelt dat bij de beantwoording van de vraag wie als meest rechthebbende moet worden aangemerkt de beklagrechter niet hoort te treden in de beslechting van eigendoms- en bezitskwesties maar wel civielrechtelijke aspecten mag betrekken.
In deze zaak heeft de rechtbank vastgesteld dat de auto sinds eind december 2022 als gestolen stond geregistreerd in Frankrijk. Uit het verloop van de procedure blijkt ook dat de eigenaar van het voertuig zijn auto terug wilde hebben. De drie jaren, te rekenen vanaf de diefstal, zijn nog niet verstreken, zodat de hoofdregel geldt dat de eigenaar sterker beschermd wordt dan de nieuwe verkrijger. De hierop geldende uitzondering is in deze casus niet van toepassing omdat de autohandelaar de auto heeft gekocht in zijn hoedanigheid als handelaar en dus niet als consument. Bovendien handelde de verkoper niet als regulier bedrijf met een gevestigde bedrijfsruimte. Het ging hier om een particuliere verkoper waarbij de koop via WhatsApp werd gesloten. Aangezien voor een geslaagd beroep op consumentenbescherming cumulatief aan voorwaarden moet zijn voldaan, kan het beroep van de autohandelaar niet slagen. De conclusie luidt dan ook het cassatieberoep te verwerpen.
Het wachten is nu op het arrest van de Hoge Raad.
Betrouwbare partner in de strijd tegen voertuigcriminaliteit
Stichting Verzekeringsbureau Voertuigcriminaliteit is een gezamenlijk initiatief van alle Nederlandse schadeverzekeraars om voertuig-, vaartuig, werkmaterieel- en transportcriminaliteit te bestrijden.
Meer nieuws & publicaties
Meld je aan voor onze nieuwsbrief |
|