In november 2019 controleerde de autoriteiten een bedrijfspand in Waalwijk. Deze ruimte werd verhuurd aan een vennootschap die zich bezighield met de handel in motorblokken. Uit onderzoek van het Landelijk Intelligencecentrum Voertuigcriminaliteit (LIV) bleek dat minstens 56% van de gecontroleerde motorblokken afkomstig was van diefstal. Eind januari 2020 gaf de burgemeester aan het pand te willen sluiten. In maart 2020 besloot hij het bedrijfspand voor zes maanden te sluiten. Vanaf mei 2020 werd het pand daadwerkelijk gesloten.
De verhuurder maakte bezwaar tegen de sluiting. Op 22 oktober 2020 handhaafde de burgemeester echter zijn besluit. Hij benadrukte dat de sluiting noodzakelijk was om de handel in gestolen goederen tegen te gaan, het negatieve imago van het pand te doorbreken, recidive te voorkomen en de openbare orde in de omgeving te herstellen. Wel besloot hij de sluiting niet te verlengen, omdat de doelstellingen inmiddels waren bereikt.
Uitspraak rechtbank: onvoldoende onderbouwing
De verhuurder ging in beroep tegen het besluit en kreeg gelijk van de rechtbank. Hoewel de burgemeester bevoegd was om het pand te sluiten, oordeelde de rechtbank dat de noodzaak en evenredigheid van de sluiting niet voldoende feitelijk en concreet waren onderbouwd. Ook was niet aannemelijk gemaakt dat de verhuurder verwijtbaar had gehandeld. De rechtbank kende de verhuurder een schadevergoeding toe, waarop de burgemeester in hoger beroep ging.
Raad van State bekrachtigt uitspraak
Op 15 januari 2025 bevestigde de Raad van State de uitspraak van de rechtbank. Volgens de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) mocht de burgemeester het pand sluiten om de openbare orde te herstellen. Dit was echter alleen gerechtvaardigd als de verstoring van de openbare orde op dat moment nog actueel was. Het was aan de burgemeester om dat aan te tonen, wat hij volgens de Raad van State onvoldoende aannemelijk had gemaakt.
Beëindiging huurovereenkomst en herstel openbare orde
Kort nadat de burgemeester zijn sluitingsvoornemen aankondigde, beëindigde de verhuurder op 6 maart 2020 de huurovereenkomst, met ingang van 31 maart 2020. Tegen de tijd dat het pand daadwerkelijk werd gesloten, had de oorspronkelijke huurder het pand al verlaten en was een nieuwe huurder gevonden. De overtreding was dus al beëindigd, en de kans op herhaling was weggenomen. Daarmee was de openbare orde op dat moment feitelijk hersteld.
Schadevergoeding blijft overeind
De Raad van State bevestigde ook de schadevergoeding die de rechtbank had toegekend aan de verhuurder. De burgemeester stelde dat de verhuurder zijn schade had kunnen beperken, omdat hij zelf de huurovereenkomst beëindigde en een nieuwe overeenkomst aanging. De Raad van State oordeelde echter dat deze keuze van de verhuurder redelijkerwijs aan de burgemeester moest worden toegerekend. Het handelen van de verhuurder droeg bij aan het bereiken van de doelstellingen die de burgemeester met de sluiting voor ogen had.
Betrouwbare partner in de strijd tegen voertuigcriminaliteit
Stichting Verzekeringsbureau Voertuigcriminaliteit is een gezamenlijk initiatief van alle Nederlandse schadeverzekeraars om voertuig-, vaartuig, werkmaterieel- en transportcriminaliteit te bestrijden.
Meer nieuws & publicaties
Meld je aan voor onze nieuwsbrief |
|